Kaert d’r mit? gaef mer op !
De Kwaojongé
Wiel en Sjef záliger, Huub en d’r Thieu.
Verantwoording keuze ‘Köppelkes-model’ We zeiden al dat Kwaojònge een typisch Limburgs kaartspel is. Dat zou kunnen betekenen dat er één reglement voor heel Limburg is. Dat is niet zo. Het streven van de Limburgers naar een eigen identiteit, in het verenigingsleven zo zichtbaar, is ook hier zichtbaar. Hebben in Thorn de geite en de bök dezelfde moeder, in Sittard is het niet anders als we het hebben over Sittardia en Sittardse boys. En wat te denken van Eijsden met zijn ‘kerkelijke en koninklijke’? Elk kerkdorp kent wel een eigen kwaojóng-variant, maar de onderlinge verschillen zijn klein. ‘Op locatie’ hecht men er echter veel waarde aan. Als men deze specifieke varianten niet kent, kunnen de gemoederen snel verhit raken en zijn eindeloos lijkende discussies het gevolg. Dat is zonde van de tijd en daarom hebben wij een Klimmense variant als leidraad gekozen. Niet omdat we deze superieur achten, maar omdat daarin ook al de Schin op Geulse variant grotendeels is verwerkt. Zonder te kort te doen aan de variant die in Klimmen ‘bie d’r Tom a gen kirk’ (ook wel ‘bie der Koal’), waarbij zes personen rond de tafel zitten, wordt gespeeld hebben we gekozen voor de ‘Köppelkes-variant’. Nomen est omen: in de naam zit de betekenis. De spelopvatting die wordt besproken, legt (vanzelfsprekend) een unieke koppeling tussen het “stamcafé ’t Köppelke” en de heersende spelregels in dit lokaal. In het Limburgse kwaojónge-jargon is “ein köppelke” een “stel” ook wel “ een koppel”. In het Nederlands spreekt men van het kaartduo of de maten. Wordt het spel bij regelmaat op excellente wijze gespeeld dan spreken we van “ein good gesjpan” of “ein vas koppel”. Het Köppelkes-model is in een reglement en spelregels voor kaartconcoursen vastgelegd. Deze eenduidigheid is een goede basis voor de Cursus Kwajongen waar zijdelings ook wel andere relevante spelregels aan de orde komen. Pinksterzondag 27 mei 2007 (foto: Lieske Leunissen) Als we praten over een “Cursus Kwajongen” is het allereerst zaak het over de indeling eens te worden. Die moet logisch van opbouw zijn zodat men het spel (stap na stap) kan volgen. Het beste is niet van de theorie uit te gaan, maar van de ervaring van de ervaren spelers. Al doende leren en lerende doen! Daarbij moet in de gaten worden gehouden dat wat voor een ervaren speler gesneden koek is, voor een leerling vaak magie is. Daar zou dus, om een moderne term te gebruiken, een workshop uitkomst moeten bieden. Dat zou een gezellige bedoening worden. De volgorde die in de cursus wordt aangehouden, is vanuit de praktijk tot stand gekomen. Dat betekent dat ook een andere volgorde kan worden gekozen. Als elk onderwerp maar aan bod komt! Veel succes en plezier bij het al doende volgen van de cursus. Hou de kaarten erbij en .... geaf op!
Köppelkes Variant
Zeen-der-ouge-Kwaojónge
Kaert d’r mit? gaef mer op !
De Kwaojongé
Wiel en Sjef záliger, Huub en d’r Thieu.
Verantwoording keuze ‘Köppelkes-model’ We zeiden al dat Kwaojònge een typisch Limburgs kaartspel is. Dat zou kunnen betekenen dat er één reglement voor heel Limburg is. Dat is niet zo. Het streven van de Limburgers naar een eigen identiteit, in het verenigingsleven zo zichtbaar, is ook hier zichtbaar. Hebben in Thorn de geite en de bök dezelfde moeder, in Sittard is het niet anders als we het hebben over Sittardia en Sittardse boys. En wat te denken van Eijsden met zijn ‘kerkelijke en koninklijke’? Elk kerkdorp kent wel een eigen kwaojóng-variant, maar de onderlinge verschillen zijn klein. ‘Op locatie’ hecht men er echter veel waarde aan. Als men deze specifieke varianten niet kent, kunnen de gemoederen snel verhit raken en zijn eindeloos lijkende discussies het gevolg. Dat is zonde van de tijd en daarom hebben wij een Klimmense variant als leidraad gekozen. Niet omdat we deze superieur achten, maar omdat daarin ook al de Schin op Geulse variant grotendeels is verwerkt. Zonder te kort te doen aan de variant die in Klimmen ‘bie d’r Tom a gen kirk’ (ook wel ‘bie der Koal’), waarbij zes personen rond de tafel zitten, wordt gespeeld hebben we gekozen voor de ‘Köppelkes- variant’. Nomen est omen: in de naam zit de betekenis. De spelopvatting die wordt besproken, legt (vanzelfsprekend) een unieke koppeling tussen het “stamcafé ’t Köppelke” en de heersende spelregels in dit lokaal. In het Limburgse kwaojónge- jargon is “ein köppelke” een “stel” ook wel “ een koppel”. In het Nederlands spreekt men van het kaartduo of de maten. Wordt het spel bij regelmaat op excellente wijze gespeeld dan spreken we van “ein good gesjpan” of “ein vas koppel”. Het Köppelkes-model is in een reglement en spelregels voor kaartconcoursen vastgelegd. Deze eenduidigheid is een goede basis voor de Cursus Kwajongen waar zijdelings ook wel andere relevante spelregels aan de orde komen. Pinksterzondag 27 mei 2007 (foto: Lieske Leunissen) Als we praten over een “Cursus Kwajongen” is het allereerst zaak het over de indeling eens te worden. Die moet logisch van opbouw zijn zodat men het spel (stap na stap) kan volgen. Het beste is niet van de theorie uit te gaan, maar van de ervaring van de ervaren spelers. Al doende leren en lerende doen! Daarbij moet in de gaten worden gehouden dat wat voor een ervaren speler gesneden koek is, voor een leerling vaak magie is. Daar zou dus, om een moderne term te gebruiken, een workshop uitkomst moeten bieden. Dat zou een gezellige bedoening worden. De volgorde die in de cursus wordt aangehouden, is vanuit de praktijk tot stand gekomen. Dat betekent dat ook een andere volgorde kan worden gekozen. Als elk onderwerp maar aan bod komt! Veel succes en plezier bij het al doende volgen van de cursus. Hou de kaarten erbij en .... geaf op!
Köppelkes Variant
Zeen-der-ouge-Kwaojónge